Een exclusief uitstapje naar het MCD: Patella Luxatie
Door Danny Rietveld, Werkgroep Fok & Advies

Op 17 september jl.  organiseerde het Medisch Centrum voor Dieren in Amsterdam een informatieavond met een rondleiding door de kliniek, exclusief voor leden van de Rasclub Maine Coon.  Na het trotseren van een paar eindeloze files kwamen we twintig minuten te laat aan bij het MCD, waar we gelukkig alsnog allerhartelijkst welkom werden geheten. De andere cursisten waren al halverwege de rondleiding, dus snel nog even aangehaakt en zo de operatiekamers en de bewaakte kattenopname met intensive care units mogen bewonderen. Onze hersenen werden op zeer vriendelijke wijze wakker geschud met koffie en gebak, waarna de eerste cursus kon beginnen.

Patella luxatie bij de kat, door Roelof Maarschalkerweerd, specialist orthopedie  en oprichter van de voorloper van het MCD. Bij patella luxatie kan de knieschijf uit de geul schieten waarin hij zich beweegt. De knieschijf is een versteviging in de pees van de spier die er voor zorgt dat het been gestrekt kan worden. Daar waar de pees over de punt van het dijbeen in de knie loopt is hij verstevigd door een rond botje: de knieschijf oftewel patella. In het onderuiteinde van het dijbeen zit een geul waar deze knieschijf precies in past en doorheen kan glijden van boven naar beneden bij het strekken en buigen van de knie. De pees zit net onder de knie vast aan een richel op het scheenbeen: de crista. Als de lijn waarin de patella zich beweegt niet precies in de richting gaat van de geul in het dijbeen, heeft hij de neiging om uit zijn geul te lopen, zoals een touw uit een katrol loopt als je het touw scheef trekt. De patella luxeert bij katten vrijwel altijd naar de binnenkant (de mediale PL, of MPL), een luxatie naar de buitenkant van de knie (laterale PL, of LPL) komt bij katten zelden voor. In de afgelopen 3 jaar is het aantal PL patiënten met 15% toegenomen.  Het komt even vaak voor bij katers als bij poezen en de meeste symptomen worden waargenomen voor het 3e levensjaar, in 66% van de gevallen zelfs voor het eerste jaar. Maar liefst 81% van de katten met MPL heeft problemen aan beide knieën. Bij een LPL is meestal maar één knie aangedaan. De kans dat een kat een combinatie van heupdysplasie (HD) en MPL heeft is 3x groter dan de kans dat hij alleen HD of MPL heeft.

Het is niet duidelijk of PL bij de kat erfelijk is, wel lijkt het bij bepaalde rassen vaker voor te komen. Van de katten die worden aangeboden bij het MCD is 50% een raskat en daarvan 25%  Maine Coon en 12.5% Abessijn. Als er sprake is van patella luxatie, dan is er vaak ook sprake van andere afwijkingen: een ondiepe geul in het dijbeen, onderontwikkeling van de binnenrand van de geul (te lage opstaande rand, waar de pees over heen kan schieten), een afwijkende aanhechting van de kniepees, HD en andere heupafwijkingen. En ook na een trauma kan PL optreden als gevolg van een breuk of bandletsel.

      

Bij het vaststellen van Patella Luxatie wordt de ernst ervan als volgt aangegeven in gradaties:

Graad 1: de patella bevindt zich in rust in de normale positie, maar kan door lichte druk uit te oefenen uit de geul worden gedrukt. De patella schiet hierna spontaan weer in de juiste positie.

Graad 2: de patella ka   n zich in rust zowel in de normale positie bevinden als erbuiten. De patella kan door een combinatie van buigen en draaien van het onderbeen uit positie worden gedrukt. De patella schiet meestal weer terug na het strekken van het been.

Graad 3: De patella bevindt zich in rust niet in de geul, maar is door een drukkende beweging wel weer in de normale positie terug te brengen.

Graad 4: De patella bevindt zich in rust niet in de normale positie en kan ook niet worden teruggeduwd.

(Graad 0: de patella bevindt zich in de normale positie en kan niet door manipulatie uit de geul worden gedrukt.  In dit geval is er geen sprake van patella luxatie)

Sommige katten met PL hebben geen of slechts af en toe eens klachten, bij anderen blokkeert het kniegewricht bij strekkende bewegingen, treedt chronische kreupelheid op als gevolg van pijn, is er moeite met springen en met name bij beiderzijdse problemen  is er meer sprake van kruipen dan van lopen.

Wanneer een kat met patella luxatie wordt aangeboden bij het MCD, wordt gestart met een röntgenonderzoek.  Aan de hand van de foto’s kan worden bepaald  hoe de positie van de knieschijf is ten opzichte van de knie, de mate van artrose/slijtage en de diepte en de vorm van de geul. Tevens kunnen andere knieproblemen worden uitgesloten, zoals kruisbandenletsel of beschadiging van de buitenbanden van de knie. Bij het behandelen van patella luxatie is er keuze uit de conservatieve en de invasieve methode:

De conservatieve methode: rust in combinatie met ontstekingsremmende pijnstillers. Als dit niet voldoende helpt, zal alsnog voor chirurgie moeten worden gekozen.

De invasieve methode: chirurgie, waarbij meerdere opties mogelijk zijn en soms ook combinaties van technieken.

Weke delen technieken:

  • innemen van kapsel
  • kapsel ontspanningssnede (aan de zijde van de pl)
  • flo-teugel aanleggen

Benige interventie:

  • Crista transpositie (verplaatsen van het richeltje op het scheenbeen, waardoor de pees in een rechte lijn in de geul gaat lopen)
  • Trochlea plastiek (verdiepen van de geul)
  • Standscorrectie tibia/femur (scheenbeen/dijbeen)

Zoals bij elke ingreep zijn complicaties niet uit te sluiten. Afhankelijk van de gekozen operatietechniek kennen we de volgende complicaties: Luxatie van de knieschijf naar de andere zijde (LPL), losbreken van de crista transpositie, breuk van het scheenbeen, herluxatie, pinmigratie en wondzwelling/infectie. Chirurgie wordt daarom pas geadviseerd als de conservatieve methode niet werkt, als de kat een klinisch afwijkende gang vertoont,als de klachten verergeren en als de eigenaar de afweging kan maken tussen de kans op complicaties en de gevolgen van niet opereren. De mate van kreupelheid en/of arthrose is geen indicatie voor de keuze conservatief/invasief of het succes ervan.

 

 

 
Rasclub Maine Coon